Delier bij oudere patiënten voorkomen door hulp vrijwilligers
Rinske de Vries, Geeske Zuidema en Tietie Wijbenga
Als we hiermee voorkomen dat iemand in een delier raakt, is dat veel waard. Zowel voor de patiënt als voor de zorg en rust op de afdeling.
Patiënten met een delier, acute verwardheid, kunnen de zorgverlening op een verpleegafdeling aardig onder druk zetten. Zo ook op verpleegafdeling B (interne geneeskunde) van het MCL. Op deze afdeling staan 36 bedden en het komt regelmatig voor dat een patiënt in een delier terecht komt. De afdeling startte kortgeleden met het HELP-project (Hospital Elder Life Program), een programma dat in de Verenigde Staten is ontwikkeld om een delier bij oudere patiënten vroegtijdig te signaleren. Naast de zorg die de patiënten normaal op de afdeling krijgen, wordt er ook persoonlijke en ondersteunende aandacht geboden aan kwetsbare oudere patiënten. Die rol wordt ingenomen door vrijwilligers in nauwe samenwerking met de helpenden.
In principe kan een delier voorkomen bij alle soorten patiënten en op alle leeftijden, maar in de praktijk gaat het bij een delier vooral om oudere patiënten. De oorzaak is vaak een blaas- of longontsteking maar ook obstipatie kan iemand aardig in de war brengen. “Een delier heeft altijd een lichamelijke oorzaak”, zegt verpleegkundige Rinske de Vries. “Ook mensen die net een operatie hebben gehad, kunnen in een delier raken. Als mensen vanuit hun bekende welvertrouwde thuissituatie opeens in een ziekenhuis terecht komen, kunnen ze daarvan compleet in de war raken en weten ze dan niet meer wat er gebeurt. De een is daar gevoeliger voor dan de ander. Het is soms iets heel kleins dat een delier ‘triggert’. Een delier uit zich bovendien op verschillende manieren. Soms is het een stil delier. Dan is de patiënt wat apathisch, in zichzelf gekeerd. Maar het kan ook het tegenovergestelde zijn. Mensen willen dan weglopen of trekken hun infuus los. Het hoort erbij, maar iemand met een delier kan ook de rust op een afdeling verstoren. Dat we nu vrijwilligers hebben die meer aandacht aan deze patiënten geven en aan de bel trekken als ze iets zien, helpt ons enorm.”
“Als mensen opeens in een ziekenhuis terecht komen, kunnen ze daarvan compleet in de war raken. Het is soms iets heel kleins dat een delier triggert.”
Klok op nachtkastje
De Vries en haar collega’s brengen al bij opname in kaart of iemand ‘deliergevoelig’ is. “We vragen of iemand problemen heeft met het geheugen of dat ze al eens eerder een delier hebben doorgemaakt. Als dat zo is, is de kans op een volgend delier groter. Daar anticiperen we op. Het herkennen van een delier is ook niet zo’n probleem, dat zien we meestal wel aankomen. We weten wat we moeten doen. We spreken van tevoren af dat we bij deze patiënten extra goed op het dag-nachtritme letten. We zorgen dat ze weinig prikkels krijgen en we benoemen telkens wat we doen en waarom. Dat geeft duidelijkheid. Soms vragen we familie om foto’s mee te nemen van thuis of een klok voor op het nachtkastje zodat de patiënt herkenning heeft en zich beter kan oriënteren. Dat helpt bij een goed dag-nachtritme. Het geeft rust.”
Extra aandacht besteden aan deliergevoelige patiënten levert dus echt wat op. En op de drukke verpleegafdeling is de inzet van goed getrainde vrijwilligers daarbij een uitkomst, zegt ook helpende Geeske Zuidema: “Patiënten willen hun verhaal kunnen doen en zijn soms eenzaam. Het zijn hier natuurlijk ook lange dagen. Er is een tv en eventueel een puzzelboekje en dat is het. Mensen moeten in een rolstoel even van de kamer af kunnen. Iets anders zien dan steeds dezelfde vier muren. Het is een groot voordeel dat wij met de vrijwilligers kunnen overleggen om even bij die en die patiënt langs te gaan om een praatje te maken. Even te vragen hoe het écht met ze gaat, een bakje koffie te drinken, een fruithapje klaar te maken of met een patiënt in de rolstoel naar beneden te gaan voor een wandelingetje of om een gebakje te eten ofzo.” De Vries: “Sociale interactie hoort bij ons vak. Als we iemand wassen of medicatie toedienen, maken we natuurlijk ook wel een praatje, maar als we zien dat iemand om wat meer aandacht verlegen zit, ontbreekt ons vaak de tijd om er echt even voor te gaan zitten. Vrijwilligers helpen ons daarbij enorm.”
“Laatst ben ik met een patiënt gaan wandelen. Dat hielp, ik zag aan haar ogen dat ze dat fijn vond.”
Persoonlijke aandacht
Op B loopt een aantal vrijwilligers rond in wisselende diensten. Een paar uur per dag, vooral in de ochtend. Een van hen is Tietie Wijbenga. Ze volgde de HELP-cursus met plezier. “De cursus heeft me handvatten gegeven om goed met patiënten met een delier om te gaan. Dat ligt vooral op het vlak van persoonlijke aandacht en ondersteuning. We horen van de helpenden en verpleegkundigen elke dag welke patiënten meer aandacht nodig hebben of kans hebben in een delier te raken. Bij deze mensen ga ik als eerste langs. Ik vind dat best spannend omdat ik natuurlijk niet weet hoe deze mensen reageren, je weet nooit hoe een delier zich ontwikkelt. Maar ik ga er wel altijd op af. Ik weet nu hoe ik ze moet benaderen. Dan probeer ik ze met een praatje wat meer gerust te stellen. Te herhalen dat ze in het ziekenhuis zijn, te vertellen wat er aan de hand is, ze duidelijkheid te geven. Als iemand niet wil eten of drinken, probeer ik te stimuleren om ze wel te laten eten of drinken of ik ga een eindje met ze wandelen. Dan haal ik ze uit de situatie. Dat helpt. Alles natuurlijk in overleg met de regieverpleegkundige en helpenden. Laatst ben ik ook met een patiënt gaan wandelen terwijl ik niet wist of dat zou helpen. Maar het hielp zeker. Ik zag aan haar ogen dat ze dat fijn vond.”
Door de training en het feit dat de vrijwilligers een belangrijke rol spelen in de sociale interactie met deliergevoelige patiënten, voelt Wijbenga zich ook meer onderdeel van het zorgproces. “Het is belangrijk om patiënten te helpen zodat ze zich gezien en gehoord voelen op de afdeling. Zeker mensen met een delier of dreigend delier. Goed omgaan met deze patiënten vergt toch een andere benadering en ook veel tijd. Maar als we daarmee voorkomen dat iemand in een delier raakt, is dat veel waard. Zowel voor de patiënt als voor de zorg en rust op de afdeling. Ik vind het heel bijzonder dat ik dit werk mag doen.”
Meer lezen van MCL vertelt?
Bekijk meer verhalen over afdelingen, mensen, zorg, keuzes, meedoen en geluk op deze pagina.
MCL als topklinisch opleidingsziekenhuis
MCL is een topklinisch opleidingsziekenhuis en behoort sinds 2003 tot de vereniging Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen (STZ). Dit betekent dat ons ziekenhuis voldoet aan verschillende eisen die voornamelijk te maken hebben met de kwaliteit van het onderwijs, (medische) opleidingen en wetenschappelijk onderzoek. Het lidmaatschap betekent een erkenning voor de energie die het MCL heeft gestoken in de specialistische opleidingen. De vereniging STZ bestaat uit zesentwintig grote opleidingsziekenhuizen in Nederland die hooggespecialiseerde medische zorg verlenen, wetenschappelijk onderzoek doen en vele artsen, verpleegkundigen en andere zorgprofessionals opleiden. Meer weten? Zie deze pagina.